Europese solidariteit?

Nederland ligt dwars. De regering-Rutte wil (met drie andere ‘zuinige’ lidstaten) geen gemeenschappelijke schulden aangaan om daarmee steun aan de in grote moeilijkheden verkerende Zuid-Europese landen te financieren. En die steun mag ook zeker niet de vorm krijgen van schenkingen.
    Dat standpunt krijgt kritiek van de progressieve partijen. Ruttes zuinigheid is kortzichtig en een buiging naar populistisch-rechts, meent D66-leider Rob Jetten. Nederland verdient veel geld aan de gemeenschappelijke markt. Nederland is al jarenlang een netto-exporteur, net als Duitsland. De Gemeenschappelijke Markt mag niet uit elkaar vallen, aldus Jetten.
    Het gaat bovendien ook om de strategische betekenis van de EU. In een steeds hardere en meer competitieve wereldeconomie is de EU van groot belang. ‘United we stand, divided we fall.’ De regering-Merkel heeft haar aanvankelijke zuinigheid dan ook laten varen. Daarvoor is de EU – ook voor Duitsland – te belangrijk. 
    Dus toch maar doen, zoals bijvoorbeeld Merkel het inmiddels wil? Enige aarzeling is wel op zijn plaats. Neem nou Italië – met Spanje de belangrijkste ontvanger van toekomstige EU-steun. Dat land wordt gekenmerkt door alom aanwezige corruptie, door een incapabele overheid. En niet te vergeten door enorme sociale en politieke verdeeldheid. En wat gaan we doen als onverhoopt Salvini’s Lega Nord weer (mede) aan de macht komt?
    We moeten dus stringente eisen stellen – inclusief controle en verantwoording – niet zomaar geld gaan overmaken, zeggen de zuinige lidstaten. Ook Rutte wil hervormingen, in ruil voor steun. Maar wat voor hervormingen? Dat zullen in Ruttes ogen neoliberaal georiënteerde hervormingen zijn: stringente bezuinigingen, sanering van de sociale zekerheid, flexibilisering arbeidsmarkt. Maatregelen die een dramatische impact hebben gehad op de Griekse economie en samenleving.
    De Zuid-Europese landen hebben al te kennen gegeven dergelijke draconische hervormingen niet te zullen implementeren. De Europese Commissie lijkt dat te aanvaarden. Maar de financiële steun moet volgens Brussel – afgezien van directe leniging van de coronanood – wel bijdragen aan veranderingen, zoals vermindering van de ongelijkheid, duurzaamheid, en een grotere Europese zelfstandigheid ten opzichte van met name China en de VS. Dat klinkt een stuk prettiger dan de zuinige, neoliberale hervormingen, zoals de regering-Rutte die voor ogen heeft.
    Het is dus niet zozeer de vraag of we wel of niet akkoord moeten gaan met steunmaatregelen. De hamvraag is veeleer hoe kan worden gegarandeerd dat dergelijke steun goed wordt besteed, inderdaad bijdraagt aan vermindering van sociaaleconomische verschillen, aan sociale cohesie, vernieuwing en vergroening; hoe kan worden gegarandeerd dat die hulp terecht komt bij degenen, of de regio’s, die het het meeste nodig hebben.
    Vanzelfsprekend is een dergelijke uitkomst niet. Het veronderstelt in feite een Europese koerswijziging. De EU moet daarvoor veranderen: van een instituut dat in het nabije verleden (de afgelopen dertig jaar) vooral heeft bijgedragen aan de liberalisering van de Europese economieën naar een instantie die juist streeft naar versterking van sociale samenhang, naar vermindering van ongelijkheden en tegenstellingen, naar vergroening van de Europese economieën.
    Gaat dat lukken? Het is de vraag, mede gezien de opstelling van verscheidene lidstaten.
    De huidige crisis in Europa, en de ongekende steunmaatregelen die nu worden opgetuigd, vormen een cruciaal moment in de geschiedenis van de Europese Unie. Gaan de steunprogramma’s bijdragen aan een nieuwe, meer sociale en groene koers? Laten we het hopen. Als een dergelijke wending niet kan worden gerealiseerd, is het immers maar de vraag hoe enthousiast we over al die miljardensteun moeten zijn.

Geplaatst in Geen categorie | Een reactie plaatsen

De Coronawereld is klein

Ik was achter met het doornemen en ordenen van de kranten. Ik knip altijd de belangrijkste berichten over internationale politiek uit. Dat levert meestal een flink stapeltje knipsels op. Maar de oogst van de afgelopen weken was magerder dan normaal. Enkele berichten over de onderhandelingen binnen de Europese Unie (vooral over de economische steunprogramma’s); iets over de stagnerende Brexit; over de rol van China (een nieuwe Koude Oorlog?). De aandacht voor de rest van de wereld in de Nederlandse pers is beperkter dan normaal. Voor zover er over het buitenland wordt geschreven gaat het vaak over de impact van de Corona-pandemie. Hoe doen andere landen het?
    Ik begrijp overigens wel dat de kranten zich hoofdzakelijk beperken tot Corona-nieuws. De pandemie is een beangstigend fenomeen dat ons leven nu al zo’n drie maanden in de greep houdt. Samenlevingen hebben de blik naar binnen gekeerd. De bestrijding van het virus wordt volledig gestuurd naar nationaal-statelijke instanties. Aanzetten tot internationale coördinatie, door de WHO en zelfs ook binnen de EU, komen niet echt van de grond. Elke regering heeft zo zijn eigen aanpak van de Corona-pandemie. De Corona-wereld is een wereld van nationale staten, van landsgrenzen, controle, reisbeperkingen, en van nationale sociale en economische beleidsplannen. Staten lijken – na drie decennia van globalisering en liberalisering – weer te proberen meer greep te krijgen op hun nationale economieën.  
    Er is niettemin wel de nodige aanleiding goed naar de ontwikkelingen in de wereldpolitiek te blijven kijken. Want op dat niveau gebeuren belangrijke dingen. De multilaterale wereldorde staat onder toenemende druk; internationale betrekkingen verharden.  Geheel nieuw is deze ontwikkeling niet. Ook voor de Corona-crisis begonnen verschillende belangrijke staten een meer op kortetermijn- en strikt eigenbelang gericht buitenlands beleid te voeren. De regering-Trump bijvoorbeeld, het Verenigd Koninkrijk; maar ook China kan daarbij worden genoemd. Het valt op dat in deze wereldwijde crisis geen enkele grote mogendheid een dominante, leidende rol opeist. Ook de Verenigde Staten niet. Het is ieder voor zich.
   Verscheidene deskundigen voorspellen dat een verder doorziekende Corona-pandemie enorme gevolgen zal hebben voor de ongelijkheid in de wereld, voor de bestrijding van armoede. Het aantal mensen dat honger lijdt en afhankelijk is van hulp, zal drastisch toenemen. Tegelijkertijd dreigt de status van de VN, en van aan de VN gerelateerde instanties, verder verzwakken. Ook dat is een trend die al langer zichtbaar is, maar door de Corona-crisis wordt versterkt. Zo probeert de regering-Trump al langer actief bij te dragen aan de verzwakking van multilaterale instituties.
     Te midden van deze dreigende en grimmige ontwikkelingen is de rol van de Europese Unie van grote betekenis. Maar het politieke debat over de toekomst van Europa komt, althans in Nederland, niet echt van de grond. De Nederlandse oordeelsvorming over de EU, en met name over de kwestie van gemeenschappelijke steunprogramma’s, is korzelig en afhoudend (ook niet nieuw overigens). Het gaat vooral over geld, over de Nederlandse financiële bijdrage. Niet over de wezenlijke strategische vragen waarvoor de EU-landen zich geplaatst zien. Ook in Den Haag is de Corona-wereld klein.

Geplaatst in Geen categorie | Een reactie plaatsen

Veertig jaar neoliberalisme

Het is inmiddels veertig jaar geleden dat Margaret Thatcher werd gekozen tot Brits premier. Die verkiezing markeerde het begin van een lange periode van neoliberale dominantie. Althans in de westerse wereld: in Latijns Amerika waren al langer neoliberale experimenten gaande (in Pinochets Chili bijvoorbeeld). Een dikke anderhalf jaar na het aantreden van Thatcher werd Ronald Reagan president van de Verenigde Staten. Ook een oprechte neoliberale gelovige. In 1982 traden vervolgens ook in West-Europa verschillende neoliberaal gezinde kabinetten aan. Ook in Nederland: het eerste kabinet-Lubbers.
    Vanaf dat moment werden marktwerking, verzelfstandiging en privatisering van overheidstaken, centrale doelstellingen van het sociaaleconomisch beleid. Verschillende economische sectoren moesten worden opengebroken en gedereguleerd. Niet in de laatste plaats de financiële sector, maar ook de zogeheten nutsbedrijven (zoals energie en vervoer). Tegelijkertijd begonnen de westerse regeringen lonen te matigen en het sociale zekerheidsstelsel te saneren.
    In de jaren negentig bekeerden ook de sociaaldemocratische partijen zich tot het neoliberalisme. Dat gebeurde onder fraaie slogans als ‘De Derde Weg’, New Labour, of ‘die neue Mitte’. In Nederland trad de Partij van de Arbeid al in 1989 toe tot het derde kabinet-Lubbers en vervolgens tot een tweetal ‘paarse coalities’ met de VVD en D66. Maar inmiddels was de PvdA, zoals een voormalig prominent PvdA-lid het zegt, een soort ‘VVD Light’ aan het worden.
    Een van de tragische gevolgen van deze bekering tot het neoliberalisme was het feit dat de traditionele arbeidersaanhang de PvdA massaal de rug begon toe te keren. Eind jaren tachtig stemde nog zo’n 70 procent van de FNV-leden op de PvdA. Midden jaren negentig was dat aantal ongeveer gehalveerd.
    De neoliberale dominantie van de afgelopen veertig jaar heeft enorme gevolgen gehad voor de westerse samenlevingen, ook voor de Nederlandse. Collectieve verbanden verzwakten, vielen uiteen. Sociale voorzieningen werden uitgekleed. De positie van grote groepen werknemers werd zwakker en onzekerder als gevolg van de ‘flexibilisering’ van de arbeidsmarkt.
    Sociaaleconomische ongelijkheden begonnen weer toe te nemen. De overheid werd ‘afgeslankt’, en bleek sindsdien steeds minder in staat toezicht uit te oefenen op grote delen van de economie. De samenleving verhardde, vele burgers voelden zich niet meer beschermd. Het algemeen belang, zoals CU-politicus Roel Kuiper het in een boek over ‘privatiseringsverdriet’ treffend zei, ‘versplinterde’.
    Veertig jaar duurt de neoliberale dominantie nu al. Dat is langer dan de eerste naoorlogse periode van opbouw van de verzorgingsstaat en ‘keynesiaanse’ sturing. Het wordt langzamerhand hoog tijd een andere koers in te slaan. Een nieuwe koers, gericht op rechtvaardige socaaleconomische verdeling, en op een hernieuwde ordening van de in ongerede geraakte economische machtsverhoudingen, op versterking en vernieuwing van de publieke sector.
    De Partij van de Arbeid zou een belangrijke rol bij een dergelijke koerswijziging kunnen spelen. Het gaat hier immers niet in de laatste ook om sociaaldemocratische idealen. Maar dan zou de PvdA nu eens duidelijk afstand moeten nemen van haar eigen ‘paarse’ en neoliberale verleden. En ook een duidelijke nieuwe richting in moeten slaan. Maar helaas zegt Lodewijk Asscher dat allemaal niet zo expliciet.

Geplaatst in Geen categorie | Een reactie plaatsen