Wat er op het spel staat
De eerste tien a vijftien jaar na het einde Koude Oorlog – vooral de jaren negentig – vormden een fase van liberaal-internationalistisch optimisme. De westerse landen gingen de wereld – nu de Sovjet-Unie verslagen was – onder leiding van de Verenigde Staten ‘safe for democracy’ maken. Aan dit streven lag een arrogant vertrouwen ten grondslag in de wervingskracht van de westerse versies van kapitalisme en democratie. De pogingen de wereld safe ‘for democracy’ te maken hebben verschillende uiterst problematische gevolgen gehad. Ik wil op twee van die gevolgen kort ingaan. Een derde gevolg van het liberaal-internationalistische optimisme van die periode was overigens de introductie van de euro (en vooral de wijze waarop), maar dat laat ik nu terzijde.
Het eerste grote probleem dat ik wil noemen waren de pogingen met militair geweld een einde te maken aan onwelgevallige regimes, en daarvoor in de plaats – ‘regime change’ heet dat – een westers democratisch model en een westerse vrije-markt economie op te leggen. Dat streven, en de manier waarop het werd uitgevoerd, hebben geleid tot catastrofale uitkomsten. In de plaats van autoritaire stelsels kwamen geen vrijheid en democratie maar chaos en gewelddadigheid. Met alle ellende die de zogeheten humanitaire interventies van die jaren hebben opgeleverd, worden we tot op de dag vandaag geconfronteerd.
Een tweede ernstig probleem was het feit dat de westerse landen hebben geprobeerd hun politieke invloedssfeer maximaal uit te breiden, in plaats van nieuwe evenwichten te scheppen. Dit streven heeft onder meer geleid tot een snelle en drastische uitbreiding van de NAVO en de EU. Die uitbreidingen hebben – nog afgezien van de problemen binnen de betreffende organisaties zelf – groeiende tegenstellingen tussen het Westen en Rusland tot gevolg gehad, die nu zelfs weer een militaire lading dreigen te krijgen. (al moeten we daaraan toevoegen dat vergelijkingen met de Koude Oorlog zeer overtrokken zijn).
Inmiddels is het liberaal-internationalistisch optimisme van de eerste post Koude-Oorlogsperiode voorbij. De opkomst van niet-westerse mogendheden, de economische crises in het Westen, de rampzalige humanitaire interventies, hebben het vertrouwen in eigen westers kunnen geen goed gedaan. In de afgelopen tien jaar heeft veeleer de mening postgevat dat het Westen steeds meer invloed aan het verliezen is. De neiging om ons nog aan regime change-projecten te wagen, neemt af. De westerse landen beperken zich nu liever tot luchtaanvallen (zoals in Libië en Syrië). Maar ook de gevolgen van dergelijke luchtoorlogen zijn rampzalig.
Het wordt tijd dat de westerse landen aanvaarden dat de wereld multipolair is geworden. Dat betekent dat we politieke en economische verschillen moeten accepteren, in plaats te menen dat we de wereld naar ons evenbeeld kunnen vormen. We moeten streven naar het versterken van internationale instituties die multilaterale samenwerking faciliteren. Samenwerking die in de eerste plaats gericht is op de beteugeling van geweld en het herstel van orde en stabiliteit als eerste voorwaarden voor politieke en economische ontwikkeling. Bijvoorbeeld in Syrië, waarbij de medewerking van door het Westen geboycotte staten als Rusland en Iran onontbeerlijk is.
Dat hoeft niet te betekenen dat humanitaire beginselen zoals de mensenrechten geen rol meer kunnen spelen in de westerse buitenlandse politiek. Maar laten we daarbij vooral ook naar onszelf kijken en niet alleen anderen de maat nemen. De EU laat zich in de huidige vluchtelingencrisis van een bijzonder nare kant zien: politieke verdeeld, machteloos, en inhumaan. Dat geldt tot op zekere hoogte ook voor Nederland. Sommige leidende politici hebben zelfs voorgesteld de rechten van de mens niet meer van toepassing te verklaren op vluchtelingen, daarmee het wezen van dat beginsel terzijde schuivend. De mensenrechten dienen immers vooral de meest kwetsbare groepen te beschermen, zoals mensen die op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld.